Cochleair implantaat

Een cochleair implantaat is een gehoorprothese, vaak wordt de afkorting CI gebruikt. Sommige ernstig slechthorende (of dove) kinderen en volwassenen kunnen met een cochleair implantaat weer iets te horen. Het plaatsen van een cochleair implantaat is een grote ingreep. De operatie en het vele oefenen daarna zijn zwaar.

Een CI bestaat uit een uitwendig en een inwendig gedeelte. Het inwendige deel wordt tijdens een operatie onder de huid en in het slakkenhuis van het oor geplaatst. Het uitwendige gedeelte (processor) lijkt op een hoorapparaat. Dit gedeelte vangt het geluid op en vertaalt het naar een elektrisch signaal. Dit signaal wordt doorgegeven aan een zendspoel, die met een magneet op zijn plaats gehouden wordt. Via een draadloze verbinding stuurt deze zendspoel het elektrische signaal door naar het inwendige deel.

Het horen met een cochleair implantaat (CI) werkt anders dan horen met een gezond oor. De elektronische signalen moeten verwerkt worden in de hersenen. Na een herstelperiode van de operatie kost het enkele weken om de CI goed te activeren en af te stellen. Daarna volgt een periode van revalidatie en oefening om opnieuw te leren horen. In het begin kan het geluid vreemd klinken, maar de meeste mensen wennen aan het geluid.

Hoeveel iemand met een CI kan horen is onder andere afhankelijk van of diegene ooit horend is geweest en wat er met het gehoor aan de hand is. Ongeveer 75% van de personen met een CI kan weer een normaal gesprek voeren in een rustige omgeving, muziek luisteren of een telefoongesprek voeren.

Sommige mensen blijven moeite houden met het onderscheiden van geluiden. De verwachtingen van een CI zijn vaak hoog, soms te hoog. Zowel bij de dove persoon zelf als bij zijn of haar omgeving. Het kan leiden tot teleurstelling en onbegrip als men denkt dat iemand nu alles kan verstaan maar dat niet zo is.

Een cochleair implantaat werkt samen met de gehoorzenuw en daarachter liggende zenuwbanen. Dat deze goed functioneren is een belangrijke voorwaarde.

Specialisten zullen hiervoor diverse onderzoeken doen op het gebied van gehoor, het slakkenhuis en evenwichtsorganen. Ook kun je gesprekken verwachten met een kno-arts, audioloog, logopedist, maatschappelijk werker en ervaringsdeskundigen.

Er zijn verschillende opties en fabrikanten van cochleair implantaten. Het is verstandig om je hierover goed te laten informeren voordat je een keuze maakt.

Veel doofgeboren kinderen krijgen al op jonge leeftijd een cochleair implantaat (CI); soms al een paar maanden na de geboorte. Dat is goed voor de ontwikkeling van spraak.

Als een kind kan horen met een CI, moeten de ouders dan ook nog gebarentaal gebruiken en leren aan het kind? De meningen hierover zijn sterk verdeeld. Ook onderzoeken hebben verschillende uitkomsten.

Toch kiezen veel ouders ervoor om ook gebarentaal te gebruiken. Als het implantaat uit staat is het kind doof. Dat kan bijvoorbeeld zijn tijdens het zwemmen, als de batterijen leeg zijn, bij het verliezen of bewust afdoen van het CI vanwege vermoeidheid of overprikkeling. Ook voelen veel kinderen met een CI zich daardoor, op latere leeftijd, niet 100% thuis in een horende wereld.